11-07-2016
Sinds een week houd ik me in mijn werk weer bezig met de Nederlandse economie. Om een beeld te krijgen van de huidige beleidsdiscussie leek het me nuttig twee recent verschenen ambtelijke rapporten tot me te nemen.
Als eerste het rapport van de studiegroep begrotingsruimte, waarin aanbevelingen zijn te vinden voor een nieuw kabinet hoe om te gaan met de overheidsfinanciën. Daarnaast een rapport van de studiegroep duurzame groei, waarin aanbevelingen voor, u raad het al, hoe Nederland duurzaam kan groeien. Twee rapporten die naar mijn inschatting hun weerslag zullen vinden in een nieuw regeerakkoord ongeacht de samenstelling van het nieuwe kabinet. De vraag die ik na lezing heb: waar zijn de ambities van Nederland? Of blijven we pappen en nathouden, met een ontevreden electoraat als gevolg? De rapporten lezen vooral als de Haagse ambtelijke werkelijkheid.
Eerst het ambtelijke proza over de begrotingsruimte. Daarin staat dat een nieuw kabinet niet extra hoeft te bezuinigen. Maar ook dat het geen ruimte heeft voor ‘leuke dingen’. Dat is aanzienlijk beter nieuws dan bij het rapport uit 2010, toen deze ambtenarenclub een bezuinigingsopgave van 29 miljard had genoteerd. En nagenoeg alle partijen omarmden deze berekening.
Het is dus prettig dat er nu niet hoeft te worden bezuinigd. Maar dit gaat wel gepaard met burgers die de komende jaren hun koopkracht per saldo niet zien toenemen, inkomensongelijkheid die groter wordt en een werkloosheid die slechts langzaam daalt. En daarbij is deze begrotingsaanname gebaseerd op een vrij positief economisch beeld: een bovengemiddelde groei van 1,8% per jaar voor de komende vijf jaar.
In dit rapport is daar niet veel over geschreven. Dit is een boekhoudkundige exercitie; de uitkomsten voor de samenleving is voor deze studiegroep blijkbaar niet van belang.
Daarom is het mooi dat er nu ook een tegenhanger is die gaat over de ‘duurzame groei’. Een nieuw experiment, waarbij nog maar moet blijken of de invloed van dit rapport net zo groot is als dat van het begrotingsgezelschap. De maatregelen die het voorstelt, helpen de structuur van de Nederlandse economie te verstevigen, de economie te verduurzamen en waar nodig aan te passen aan de economische en technologische dynamiek.
Bij lezing valt al meteen op dat de conclusies veel minder eenduidig zijn; het leest als een menukaart voor een nieuw kabinet. Daarbij kosten nagenoeg alle voorgestelde maatregelen die Nederland vooruit helpen geld. Soms veel geld. Nagenoeg de enige maatregelen die geld opleveren, zijn aanpassingen op de arbeidsmarkt, zoals de afschaffing van de zelfstandigenaftrek en beperkingen in het ontslagrecht. Het ligt voor de hand waar partijen hun ‘ruimte’ gaan zoeken om andere plannen te verwezenlijken.
Ook opvallend is dat het rapport erkent dat er mogelijkheden liggen in een transitie naar een meer circulaire economie. Daarbij constateren de samenstellers dat dit gebied nog volop in ontwikkeling is. En daarom staan er geen duidelijke aanknopingspunten voor beleid of een investeringsagenda in.
Beide ambtelijke rapporten ademen een geest van stuurbaarheid. Het sturen om binnen de begrotingslijntjes te blijven, het sturen op economisch optimale uitkomsten.
Bij beide mis ik de ambitie om iets te doen aan waar de meeste burgers wakker van liggen: inkomensstagnering, onzekerheid en werkloosheid. Elke politieke partij snakt juist op deze terreinen naar een wervend verhaal.
Ook op een ander terrein mis ik ambitie: het echt duurzaam veranderen van Nederland. Dat vergt forse investeringen. Waarom durven de ambtenaren niet meer gas te geven op zo’n thema? Bij een extreem lage rente kun je ruimte maken voor bijvoorbeeld investeringen in duurzame infrastructuur.
Dit soort gedachten passen blijkbaar niet in de Haagse werkelijkheid. Waar begrotingscijfers belangrijker zijn dan mensen. Waar economische onzekerheid wordt uitgebannen door uit te gaan van vrij rooskleurige economische voorspellingen. En waar ambities niet passen. Sturen, het liefst op concrete cijfers. Daar houden ambtenaren van. Leuk, die Nederlandse economie!