1-10-2016
We zouden blij moeten zijn. Het consumentenvertrouwen is in Nederland inmiddels weer fors boven het langjarige gemiddelde. De werkloosheid daalt, de koopkracht neemt iets toe. Het kabinet dacht met deze cijfers goede sier te kunnen maken. Resultaat van succesvol beleid, nietwaar? De gemiddelde burger lijkt daar echter anders over te denken. Die is helemaal niet zo blij. Onzekerheid over de toekomst, het eigen inkomen en het niet echt ervaren dat het veel beter gaat schragen onbehagen. Een paar economische ontwikkelingen kunnen vrij aardig verklaren waarom Nederlanders zich minder prettig voelen. Maar laten we het vooral omdraaien: hoe krijgen we een behaaglijke economie? Drie lessen voor een nieuw kabinet.
Ten eerste het financiële perspectief van de gemiddelde Nederland. Gedurende behoorlijk wat jaren zijn de reële inkomens van huishoudens nauwelijks toegenomen. Deels door een achterblijvende loonontwikkeling, maar ook door stijgende pensioenpremies, zorgkosten en belastingen. Daarbij komt dan de lage inflatie. Enerzijds zorgt deze ervoor dat de koopkracht redelijk op peil blijft, anderzijds dat de nominale lonen ook nauwelijks stijgen. Dat geeft een gevoel van stilstand.
Dit bij elkaar zorgt ervoor dat het gevoel van (materiële) vooruitgang ontbreekt. Dit is echter wel essentieel voor de werking van een democratie, zoals eerder ook al door beschreven door Benjamin Friedman in ‘The consequences of economic growth’. Het is gemakkelijker een taart te verdelen als die elk jaar groter wordt.
Het gevoel van een ontbrekend financieel perspectief leidt voor grote groepen in de samenleving tot ontevredenheid. Behagen schragen betekent dus dat er wél een perspectief wordt geboden.
Les één voor een nieuw kabinet: biedt zicht op een financieel perspectief.
Ten tweede de flexibilisering op de arbeidsmarkt. Inmiddels heeft nog maar 62 procent van de bevolking een vast contract. Daarbij is die flexibiliteit vooral geconcentreerd onder jongeren. Op zichzelf is dit van alle tijden. Starters beginnen altijd ‘flex’ op de arbeidsmarkt. Maar tegenwoordig leidt dat in steeds minder gevallen tot een vast contract. En dat is wel een probleem. Onzekerheid over het toekomstige inkomen zorgt ervoor dat het lastiger wordt om plannen te maken, een bestaan op te bouwen. Beslissingen zoals een huis te kopen of kinderen krijgen worden hierdoor uitgesteld.
Een bepaald niveau van zekerheid of het zicht daarop is cruciaal voor mensen. Les twee voor een nieuw kabinet: zorg voor een betere balans tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt.
Als derde verliesaversie. Mensen vinden het vreselijk als ze iets, zelfs imaginair, verliezen. Wellicht het meest aansprekende voorbeeld hiervan is op dit moment het niveau van de aanvullende pensioenen. Veel huidige gepensioneerden zijn hun pensioen nog ingegaan met het idee van een welvaartsvast pensioen met een hoogte van 70 procent van hun laatstverdiende loon. Netto vaak nog meer. Als dat dan tegenvalt, en zelfs nominaal wordt gekort, dan leidt dat tot onbehagen. En logisch. Hetzelfde gold en geldt op de woningmarkt. Als je er van uit gaat dat de waarde van de woning fors hoger is dan de hypotheek en dat blijkt tegen te vallen door dalende huizenprijzen voelt dat als een groot verlies. Maar zowel voor die toekomstige pensioenen als voor die gedachte overwaarde geldt dat het een denkbeeldig verlies is: zolang het niet is uitbetaald of verkocht, heb je niets. Dus ook geen verlies.
Voor een kabinet natuurlijk lastig mee om te gaan. De zinsnede ‘behaalde resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst’ helpt daar niet genoeg bij.
Maar de derde les is wel: beloof niet te veel. Help mensen eraan te wennen dat de wereld drastisch kan veranderen.
En natuurlijk zijn er meer motieven voor onbehagen dan financieel-economische. Geopolitieke onrust, migratiestromen en culturele verschillen doen ertoe. Maar zolang er vooruitgang en zekerheid is en niet het gevoel dat er zaken worden afgepakt, zijn die effecten nog wel te doen. Een nieuw kabinet moet vooral gaan voor het behagen van de burger. Perspectief geven, zorgen voor genoeg zekerheid en niet te veel beloven. Want anders moet je voor je het weet ‘sorry’ zeggen.