Het jaar zit er weer op. In het afgelopen jaar zijn mijn stukjes vooral over de wat meer heterodoxe kant van de economie gegaan. Als het al over economische groei of de korte termijn ging, kon ik het niet nalaten telkens te geven dat we óf totaal niet weten hoe de economie zich op korte termijn gaan ontwikkelen, óf dat economische groei niet alleen maar relevant is voor het meten van vooruitgang.
Er zijn regelmatig mensen die er van uit gaan dat ik “dus” wel niets zou hebben met modellen, standaard economische theorieën of het maken van economische voorspellingen. De harde economie. Niets is echter minder waar. Ik heb per slot van rekening niet voor niets meer dan tien jaar “orthodoxe” economische voorspellingen en ramingen gemaakt bij het Centraal Planbureau en bij de Rabobank. De afgelopen jaren hebben me alleen wel twee dingen geleerd: puntschattingen, en zelfs scenario’s zijn een schijnzekerheid en economische groei is slechts een zeer beperkte maatstaf voor wat mensen ervaren als vooruitgang.
We zijn nu eenmaal slecht in voorspellen. In 2008, net na het moment dan de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers was omgevallen, moesten wij bij Rabobank onze jaarlijkse “Visie op…” schrijven. We hadden geen flauw idee. Als poging om toch enige grip te krijgen op de ontwikkelingen, maakten we hals over kop drie scenario’s. Zelfs het meest negatieve scenario (depressie genaamd) kwam niet in de buurt van de uiteindelijke ontwikkelingen. Wat we wel enigszins goed hadden waren de kanalen waarlangs de crisis zich ontwikkelde.
Ook de korte termijn voorspellingen gaan heel vaak mis. Altijd zijn er wel weer incidenten en factoren aan te wijzen waarom de raming zich toch niet zo ontwikkelt als we eerst hadden gedacht. En vaak zijn dat negatieve factoren, die we wel in ons achterhoofd hebben, maar waar we niet van uit gaan dat die zich in de periode waarover we een voorspelling maken zullen materialiseren. En dan gaat het vaak mis. Of door geopolitieke spanningen, onverwachtse bewegingen van grondstofprijzen, wisselkoersen, et cetera. Voorspellen is ook lastig.
Daarbij komt dat voor ons, in de rijke westerse landen, die economische groei bij lange na niet het belangrijkst is. Werkgelegenheid, zorg, onderwijs, vrije tijd, genoeg inkomen, dat zijn de factoren die er toe doen. En als de economie instort, zoals bij ons in 2009, maar de gemiddelde Nederlander er op dat moment nog niet zo heel veel last van had, dan valt het nog wel mee met die crisis. Dat kwam pas later, toen de werkloosheid steeg, huizenprijzen bleven dalen en men steeds meer voor de zorg moest betalen.
Maar wat betekent dit alles als we nu vooruit kijken naar 2016? De ‘harde’ economie staat er nog steeds wat twijfelachtig voor. De huizenprijzen stijgen, gesteund door een extreem lage rente. De schulden lopen daarbij op. En waren de economische problemen niet begonnen met zoiets als een schuldencrisis? De onzekerheden in het economisch systeem zijn volgend jaar ook zeker niet kleiner geworden. Geopolitieke instabiliteit, volatiele grondstoffen, migratiestromen, allemaal onzeker.
Maar is het dan ook de tijd om somber vooruit te kijken naar komend jaar? Ik denk het niet. Zeker niet vanuit een heterodox standpunt. Door het klimaatakkoord kunnen we nu eindelijk stappen zetten als het gaat om het verduurzamen van onze economie. Dat is vooruitgang. Innovatie zal daar een grote bijdrage aan gaan leveren. Echte vooruitgang. Innovatie zal volgend jaar sowieso voor veel vooruitgang zorgen, en wellicht in mindere mate leiden tot economische groei. Want als steeds meer informatie gratis beschikbaar wordt, kerstgroeten vooral elektronisch worden afgehandeld, de economie steeds circulairder wordt waardoor we minder grondstoffen verbruiken en spullen langer meegaan en beter benut worden, dan hebben we in 2016 veel vooruitgang. En wellicht minder orthodoxe economische groei.