2
In 1998 was ik net afgestudeerd en werkte ik bij de stafafdeling van een vakbond. Het was de tijd waarin beleidsmakers vanuit verschillende landen het succes van het poldermodel kwamen bewonderen. De ingrediënten zoals we ze toen opdienden -loonmatiging, arbeidsduurverkorting, bevordering van de arbeidsparticipatie, aanpassing van de sociale zekerheid, en lastenverlichting- hadden Nederland in ongeveer vijftien jaar tijd van een veel te duur en inactief land gemaakt tot een concurrerende economie met een hoge arbeidsparticipatie. En we waren behoorlijk trots op dit ‘poldersucces’.
Nu, zeventien jaar later, is er niet die trots op Nederland als gidsland uit de crisis. We hebben geen nieuw model. Sterker nog, veel werknemers hebben het zwaar, getuige de toename van het aantal werkende armen en zelfstandigen die nauwelijks rond kunnen komen. In een week waarin één vakbond zelfs het enige echte wapen neerlegt, namelijk staken, vraag ik mij af waar dan wel het succes vandaan gaat komen.
Laten we eerst even vaststellen dat het succes van het poldermodel ook maar relatief was. Weliswaar was Nederland er in geslaagd door een combinatie van loonmatiging en een beleid gericht op lagere arbeidskosten concurrerender te worden, maar de toegenomen internationale vraag door een verder integrerende wereldeconomie hielp de hoge groei die volgde behoorlijk. Denk onder andere aan het opengaan van de grenzen in het Oosten na de val van de muur.
Van de gemiddelde groei in de periode 1989-1998 van maar liefst 3,2% per jaar kwam bijna de helft voor rekening van de toename van de uitvoer. Door die uitvoer kwamen er ook meer banen, waardoor vooral de arbeidsparticipatie van vrouwen flink kon toenemen. En hierdoor kon de gezinsconsumptie ook behoorlijk stijgen. Evenals de schulden trouwens.
Toen ik als broekie buitenlandse gasten over het poldersucces mocht vertellen, was het absolute hoogconjunctuur in Holland. Lage werkloosheid, hoge loonstijgingen en een overheid die de begroting op orde had waren de bewijzen daarvan. Hoe anders ziet de wereld er nu al weer een tijdje uit. De verwachte gemiddelde groei in de periode van en na de crisis (vanaf 2008 tot en met 2015) ligt nét boven de nul (0,1%), met maar twee positieve bestedingscomponenten: de uitvoer (0,6%-punt per jaar) en de overheidsbestedingen (0,1%).
In deze economisch zware tijd, met weliswaar een lagere werkloosheid maar ontegenzeglijk net zulke maatschappelijke uitdagingen als toen met het akkoord van Wassenaar het fundament van het poldermodel werd gelegd, hebben de sociale partners zichzelf niet opnieuw uitgevonden. Vooral de vakbond heeft het zwaar. Het ledental vergrijst en het aantal leden kalft steeds verder af. Inmiddels is meer dan twee derde van de leden 45 jaar of ouder, van wie een toenemend aantal boven de 65 jaar. Het aandeel van de beroepsbevolking dat nog lid is van een vakbond is gedaald naar minder dan 19% ten opzichte van 24% in de hoogtijdagen van het poldermodel. Zelfs perioden van lage werkloosheid hebben niet geleid tot hoge loonstijgingen en evenmin hebben ontslagen en minder loonstijgingen in de afgelopen jaren geresulteerd in veel arbeidsonrust.
Terwijl de agenda voor werknemersorganisaties, maar ook voor de totale ‘polder’, op dit moment duidelijker dan ooit is. Wat is het perspectief voor de zzp’ers die geen pensioen opbouwen en die ook niet passen in de mal van de huidige sociale zekerheid?
Waarom geen alternatief bieden voor de aan de cao-tafel geregelde pensioenpotten, waarbij werknemers niet duidelijk geïndividualiseerde aanspraken hebben en bij wisseling van baan vaak een pensioengat? Hoe gaan we om met de gevolgen van technologie, zodat de verliezers perspectief houden en de vruchten die de winnaars plukken eerlijk worden verdeeld. Wat is het antwoord op de toegenomen onzekerheid voor werknemers en de vraag naar een agenda om blijvend te kunnen scholen?
Het succes van Nederland moet komen van een goed opgeleide, flexibele bevolking. Dat is in ieders belang. Laat het alsjeblieft zo zijn dat over tien of vijftien jaar die buitenlandse beleidsmakers weer komen kijken naar het Nederlandse poldermodel. En dan constateren dat de inrichting van onze economie, in overleg tussen sociale partners, heeft geleid tot een dynamische economie waarin voor iedereen plaats is.