Hoofdstuk 16.2: Ethiek in architectuur en bouw

Fred Hobma en Sabine Roeser

Wat is goed om te doen als ik word gevraagd om een ontwerp te maken voor de verbouw van een gebouw, terwijl ik weet dat de (nog levende) architect van het oorspronkelijke gebouw absoluut is gekant tegen de verbouwplannen van de opdrachtgever?

Wat is goed om te doen als ik als junior architect in een team sterk betwijfel of een voorgestelde ontwerpoplossing wel veilig is en denk dat die mogelijk tot ernstig letsel van gebruikers kan leiden, terwijl de ervaren architecten in het team stellig beweren dat de oplossing geen problemen zal geven? Doe ik niets, met als mogelijk gevolg dat er zwaar gewonden zijn? Doe ik wel wat, met als mogelijk gevolg dat ik geridiculiseerd word door mijn seniorcollega’s?

Wat is ethiek?

Bovenstaande vragen zijn voorbeelden van ethische vragen. Ethiek is een tak van de filosofie (ook moraalfilosofie genoemd) die zich bezighoudt met een reflectie op de vraag: wat is juist handelen?

Met andere woorden, de ethiek denkt na over wat ‘goed’ en wat ‘kwaad’ is. Het wordt daarom ook wel de ‘leer van goed en kwaad’ genoemd. Ethiek is normatief: het gaat erom wat idealiter het geval zou moeten zijn, of welke handelingen we idealiter zouden moeten uitvoeren. Ethiek gaat dus over normen en waarden. Met ‘waarden’ wordt bedoeld wat wenselijk is om na te streven, te bevorderen, te bewaren of te beschermen. Vaak hebben waarden de vorm van abstracte idealen of doelen. Denk aan ‘vrijheid’ of ‘privacy’. Normen schrijven voor welke handelingen moreel zijn vereist, toegestaan of verboden, zoals ‘je mag niet stelen/liegen/doden’ etc.

Ethische vraagstukken spelen op allerlei terreinen van het leven. De vragen waarmee dit hoofdstuk begint laten zien dat ethiek zich ook uitstrekt tot de bouwkunde. Tevens laten ze zien dat ethiek niet per sé abstract is. Door de focus op ‘handelen’, in dit geval van bouwkundigen, heeft het juist een grote praktische betekenis. Over het antwoord op ethische vragen kan verschillend worden gedacht. Een antwoord zal afhangen van o.m. de waarden en normen die mensen hanteren. Ethische reflectie kan ertoe bijdragen om dergelijke waarden expliciet te maken en verschillende argumenten voor en tegen af te wegen.

 Sommige ethische vraagstukken zijn dilemma’s. Een dilemma is een keuze tussen twee of meer alternatieven, die alle even moreel problematisch zijn. Op het vlak van de bouwkunde is het volgende een voorbeeld van een dilemma:

Pro bono werk

Gedurende een economische crisis, is het voor bouwkundestudenten moeilijk om een betaalde stage te vinden. De grote bureaus hebben al veel medewerkers moeten ontslaan. Daarom besluiten, in een bepaalde stad, een aantal studenten en werkloze architecten te gaan samenwerken. Ze zullen pro bono (gratis) een aantal publieke projecten ontwerpen, waar de bewoners in bepaalde wijken baat bij zullen hebben. Echter, een aantal professionals stelt hierbij ethische vragen. De studenten en werklozen werken gratis. Daarmee concurreren ze eigenlijk oneerlijk met de architectenbureaus die wel honorarium voor hun diensten vragen (en die toch al in financiële problemen zijn door de crisis).

Het dilemma is de keuze tussen de volgende opties die allebei morele voor- en nadelen hebben: 1. gratis ontwerpen en daarmee oneerlijk concurreren, of 2. afzien van gratis ontwerpen en geen ontwerpervaring opdoen, plus wijken die niet kunnen profiteren van de ontwerpen.

Iedereen in de wereld van de bouwkunde krijgt te maken met vragen op het gebied van de ethiek. Uiteindelijk sta je in een concrete casus voor de vraag: ‘wat is hier goed (of juist niet goed) om te doen?’. Dit hoofdstuk geeft daarom een schets van ethiek in de bouw. Daarbij gaan we onder meer in op verschillende manieren waarop ethische vragen kunnen worden benaderd om tot een antwoord te komen.

Ethische benaderingen

Ethici gebruiken allerlei verschillende benaderingen om dit soort vragen te bespreken. In deze paragraaf zullen we een aantal belangrijke ethische benaderingen introduceren. Elk van deze benaderingen kan helpen bij het nadenken over de vraag wat in een specifieke situatie het juiste is om te doen.

Consequentialisme

Deze benadering houdt in dat de consequenties, ofwel de verwachte resultaten, bepalen of een handeling goed of fout is. Een specifieke vorm van het consequentialisme is het utilisme. Volgens het utilisme moet de handeling worden gekozen, die het grootste geluk voor het grootste aantal mensen teweeg brengt. Wat telt is het eindresultaat (de consequentie), niet de handeling zelf. Bijvoorbeeld: om een slag te winnen, mag je als legerleiding een bataljon (1000 soldaten) opofferen.

Deontologie (plichtenleer)

Deze benadering stelt dat er absolute, voor iedereen geldende gedragsregels zijn, op basis waarvan moet worden bepaald of een handeling goed is of niet. De uitkomst van de handeling doet er verder niet toe, als maar in overeenstemming met de gedragsregel wordt gehandeld. Verder is het belangrijk dat een ander nooit als middel voor een goed doel mag worden gebruikt. Bijvoorbeeld: martelen is altijd moreel verkeerd, ook al zou je door het martelen van één persoon, de levens van honderden onschuldige mensen kunnen redden.

Deugdenethiek

Deze benadering behelst dat een handeling juist is, als een ‘deugdzame’, ofwel goede, persoon de handeling ook zou verrichten. Deugden vormen een ideale balans tussen uiterste karaktertrekken. Moed is bijvoorbeeld een deugd, en een moedig iemand weet de uitersten van roekeloosheid en lafheid te vermijden. Een deugdzaam iemand ‘ziet’ wat de juiste balans is in een specifieke situatie. Voorbeeld van een kwestie die met deugdenethiek benaderd kan worden: de directeur-eigenaar van een goedlopend architectuurbureau koopt als bedrijfsauto een luxe model ter waarde van € 120.000. De medewerkers krijgen het standaard CAO-salaris. Zou een deugdelijk persoon dit doen?

Intuïtionisme / contextualisme

Deze benadering zegt dat je per context een afweging moet maken tussen deugdethische, deontologische en consequentialistische overwegingen. In allerlei situaties mogen we inderdaad mensen niet als middel gebruiken om een goed doel te bereiken, maar in grootschalige infrastructurele projecten zullen we vaak consequentialistische afwegingen moeten maken om schade voor mensen te beperken, ook al kunnen we deze niet geheel uitsluiten. Zo is bijvoorbeeld het gebruik van niet duurzame energiebronnen schadelijk voor mens en dier, maar op dit moment ook deels onvermijdelijk om bijvoorbeeld gezondheidszorg en industriële productie mogelijk te maken.

Het interessante is dat toepassing van de verschillende benaderingen op één en hetzelfde dilemma (of vraagstuk) tot verschillende uitkomsten kunnen leiden op de vraag wat juist is. Dat geldt ook voor het ‘Pro bono-dilemma’ van de vorige paragraaf. Toepassing van het consequentialisme leidt tot het antwoord dat het goed is om het werk pro bono te doen, als daarvan in de wijken meer mensen profiteren dan het aantal architecten van bureaus dat erdoor geschaad is. Dat is in essentie het resultaat van toepassing van de regel dat het grootste geluk voor het grootste aantal mensen doorslaggevend is. Toepassing van deontologie zou er ook toe leiden dat het goed is om pro bono werk te doen, als we de gedragsregel toepassen dat je je talenten moet aanwenden om anderen te helpen; in dit geval de bewoners van de wijken waarin de publieke projecten plaatsvinden. Dat architecten van bureaus daardoor minder werk hebben, doet niet er zake. Toepassing van de deugdenethiek zou echter tot een ander antwoord kunnen leiden. Dat is het geval als je van mening bent dat een deugdelijk persoon geen pro bono werk zal verrichten als daardoor architecten van bureaus het brood uit de mond wordt gestoten. Op basis van het intuïtionisme zou een oplossing kunnen zijn dat architectenbureaus jonge en werkeloze architecten een stageplek zouden kunnen geven om zo alsnog werkervaring op te kunnen doen, zonder de markt voor architecten te beschadigen. Dit zou een context-specifieke oplossing van het dilemma kunnen zijn waaraan alle partijen op basis van deugdelijkheid bijdragen.

Deze theorieën kunnen ook licht werpen op de aan het begin van het hoofdstuk genoemde ethische vraagstukken. Misschien zullen ze geen eenduidige oplossingen leveren, maar ze kunnen helpen om ethische aspecten expliciet te maken en voor- en nadelen van handelingsopties duidelijker te maken. Dit kan bijdragen aan een meer weloverwogen ethische afweging.

Integriteit

‘Integriteit’ is een specifiek onderdeel van de ethiek. Integriteit is een persoonlijke eigenschap die inhoudt dat iemand eerlijk is, betrouwbaar en niet-omkoopbaar, ook in een professionele context. Fraude, witwassen en omkoping zijn voorbeelden van niet-integer gedrag. Bepaalde vormen van niet-integer gedrag zijn juridisch strafbaar.

De bouw- en vastgoedsector is niet gevrijwaard gebleven van niet-integer gedrag. Een berucht voorbeeld is de zogenoemde Bouwfraude. Deze speelde zich af in de relatie tussen opdrachtgevers en aannemers. Vanaf 1990 tot 2000 is door aannemers grootschalig gefraudeerd bij overheidsopdrachten. Aannemers maakten bij openbaar aanbesteedde projecten onderling prijsafspraken. De aannemer die de opdracht kreeg, vergoedde aan zijn concurrenten een bepaald bedrag. Een parlementaire enquête van de Tweede Kamer in 2002 stelde deze praktijken bloot.

Een ander spraakmakend voorbeeld van niet-integer gedrag is de Vastgoedfraude; ook wel bekend onder de naam Klimopzaak. Directeuren van pensioenfondsen verkochten in ruil voor smeergeld vastgoed uit hun portefeuille voor zeer ongunstige prijzen. De meeropbrengst werd verdeeld. Ook werden spookfacturen (facturen waarvoor geen diensten waren verleend) door bedrijven betaald, waarna het ontvangen geld werd weggesluisd. De handel in vastgoed is door deze praktijken in een kwaad daglicht gesteld. Het boek De Vastgoedfraude door Van der Boon en Van der Marel (2009) geeft een inkijk in de sinistere wereld van zwendel met vastgoed.

Het is mogelijk dat bepaalde kenmerken van de vastgoedsector niet-integer gedrag vergemakkelijken. Dat zijn: de omvang van transacties (grote projecten met grote bedragen); de beperkte transparantie van prijsvorming (wat is een gebouw waard?); de betrokkenheid van vele partijen en, ten slotte, de gemakkelijke toegankelijkheid van de sector voor nieuwe partijen (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de medische sector, waarvoor je bepaalde diploma’s moet hebben vooraleer je toegang hebt tot de sector).

Esthetisch duurzame architectuur als ethisch vraagstuk

In de context van architectuur speelt nog een andere belangrijke ethisch relevante dimensie een rol, namelijk esthetica. Gebouwen bepalen het landschapsbeeld en hebben daardoor grote impact op het welzijn van mensen.  Bij gebouwen lopen we het risico dat ze al na enkele jaren esthetisch gezien verouderen. Sterker nog, ze kunnen worden gezien als aantasting van de omgeving. Hier bevinden we ons op het raakvlak van esthetiek en ethiek: esthetisch niet (meer) duurzame architectuur is moreel problematisch. Zo bezien kunnen we esthetica als ethisch relevante risicofactor in de architectuur beschouwen. Het heeft immers te maken met onzekerheid (hoe kijken we over een aantal jaren tegen de esthetica van een gebouw aan), slechte esthetica kan ons welzijn aantasten en een slechte esthetica zadelt toekomstige generaties op met gebouwen die de omgeving schaden.

Dit plaatst architecten voor de uitdaging om rekening te houden met een tijdloze esthetische smaak en tegelijkertijd in esthetisch opzicht vernieuwend te zijn. Dat kan natuurlijk op een hele veilige manier. Zoals de variaties op de geliefde woningen uit de jaren ’30 van de vorige eeuw, die we zoveel in Vinex-wijken zien. Maar dit zouden we als een ietwat gemakzuchtige vorm van esthetica zien; er worden geen nieuwe grenzen verkend. Dat betekent echter weer niet dat voor vernieuwing ideologie op de eerste plaats zou moeten staan. Dat was wel het geval bij de functionalistische architectuur van begin van de vorige eeuw. Die kon het verwijt worden gemaakt dat ze een reductionistisch mensbeeld aanhing: de mens werd ontdaan van emoties, en architectuur diende vooral efficiënt te zijn. Soms resulteerde dat in gebouwen en omgevingen die door velen als kil en zielloos werden ervaren. Veel mensen willen niet in een dergelijke omgeving wonen. Het is echter goed mogelijk om vernieuwend te zijn en tegelijkertijd de menselijke maat in het oog te houden.

Hoe kunnen we dan bepalen hoe een esthetisch verantwoord gebouw eruit moet zien? Daarvoor kunnen architecten morele en esthetische emoties gebruiken als gids. Morele emoties zijn emoties die motiveren tot goed gedrag en het laten van slecht gedrag. Voorbeelden zijn sympathie en compassie. Met behulp van morele emoties kunnen architecten zich inleven in mogelijke gebruikers en hun belevingswereld (Roeser 2018). Esthetische emoties zijn bijvoorbeeld vreugde, opwinding, fascinatie, bewondering en ontroering (Frijda, 2005). Dergelijke emoties kunnen een gids zijn, onder meer om ontmenselijkte architectuur te voorkomen. Esthetische emoties kunnen helpen bij het zoeken naar sublieme vormgeving. Daarbij zouden architecten hun emoties en verbeelding zo moeten inzetten, dat ze zich zo goed mogelijk kunnen verplaatsen in een zo breed mogelijk publiek – ook met het oog op de toekomst. Zo kunnen esthetische risico’s, waarmee deze paragraaf begon, verkleind worden en dit kan bijdragen aan het scheppen van esthetisch duurzame architectuur (Roeser 2009, 2013, 2018).

Ten slotte

Ieder vakgebied krijgt te maken met ethische vraagstukken. Ook de bouwkundige discipline. Vaak in de vorm van dilemma’s, waarbij er geen eenvoudige keuze mogelijk is. Veelal gaat het in essentie om de vraag: wat is in dit geval, onder deze omstandigheden, juist handelen? Bij de beantwoording van dit soort vragen kan de ethiek te hulp schieten. Het is bij uitstek het specialisme dat zich bezighoudt met een systematische reflectie op de vraag: wat is juist handelen? In dit hoofdstuk zijn een aantal belangrijke ethische benaderingen kort besproken: consequentialisme, deontologie, deugdenethiek en intuïtionisme. Weliswaar kan niet worden verwacht dat toepassing van deze benaderingen altijd een direct een pasklaar antwoord oplevert, ze kunnen niettemin behulpzaam zijn om allerlei lastige kwesties te doordenken en morele vraagstukken expliciet te maken. Daarmee heeft de ethiek ook een praktisch belang voor de bouwkunde en de architectuur in het bijzonder. Dit hoofdstuk gaf daarvan enkele voorbeelden.

bronnen

Frijda, N.H. (2005).  De emoties. Een overzicht van onderzoek en theorie. Amsterdam, Nederland: Bert Bakker.

Roeser, S. (2009). Esthetisch duurzame architectuur. Esthetica als risicofactor en emoties als gids. ArchitectuurNL, 8, 2-14.

Roeser, S. (2013). Aesthetics as a risk factor in designing architecture. In C. Basta, & S. Moroni (Eds.),  Ethics, Design and Planning of the Built Environment. (pp. 93-105). Dordrecht, The Netherlands: Springer.

Roeser, S. (2018). Risk, Technology, and Moral Emotions. Londen: Routledge.

Van der Boon, V., & Van der Marel, G. (2009). De vastgoedfraude. Miljoenenzwendel aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven. Amsterdam, Nederland: Nieuw Amsterdam.

Licentie

Icoon voor de Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License

Inzicht - Academische Vaardigheden voor Bouwkundigen Copyright © 2020 (1e editie) - 2024 (2e editie) by MaartenJan Hoekstra; Louis Lousberg; Remon Rooij; Willemijn Wilms Floet; en Sake Zijlstra is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License, except where otherwise noted.